J. Speerli (naar W. Paetz), Gezicht op Delft met opschrift in het Russisch, vermoedelijk uit: Baedeker. Ansichten Niederländischer Städte, ca. 1840-1850. (TMS 5874)
Tsaar op bezoek
Een Delftse prent met een Russisch opschrift, daar zijn er niet veel van. In Rusland bestaat in de negentiende eeuw weinig animo voor een bezoek aan Delft. Van één Rus is wel bekend dat hij zijn entree in de stad maakt, en hoe. Als tsaar Alexander I in 1814 langskomt, loopt de hele stad uit. Of hij daar nu interesse voor heeft of niet.
Het stadsbestuur maakt werk van de komst van de Russische vorst. Zij ordonneren de bewoners vlaggen uit te steken, groen loof en kransen aan de gevels te hangen. Wie aan de Oude Delft woont, moet ook zijn huis verlichten – voor het geval de tsaar ’s avonds passeert. De inwoners geven ‘op een seer nette en keurige wijs’ gehoor aan de oproep om Alexander I (1777-1825) toe te juichen, ondanks zijn niet geheel smetteloze reputatie. Hij is in 1801 onder schimmige omstandigheden aan de macht gekomen, nadat zijn vader tsaar Paul I is vermoord. Voor de Nederlanders is hij echter vooral de overwinnaar van Napoleon.
Na de inname van Parijs in 1814 reist Alexander I via Engeland terug naar Rusland, waarna hij ook Delft aandoet. Het voltallige stadsbestuur, de secretarissen en de officieren van de hier in het garnizoen liggende militairen staan op vrijdag 1 juli bij de Rotterdamse Poort, waar de vorst de stad zal binnenrijden. Een muziekkorps verzorgt ‘seer fraay musiek’ en de overige militairen en de schutterij vormen een keurig cordon op de Oude Delft naar de Haagpoort toe. De spanning stijgt als om drie uur het rijtuig met zes paarden bespannen aan komt rijden. De tsaar en de prins van Oranje kijken goedkeurend naar de juichende menigte en horen de klokken luiden, het carillon spelen en het muziekkorps musiceren. Alles loopt zoals gepland. Nou ja, bijna alles, zo blijkt uit het verslag van de stadssecretaris dat in het Stadsarchief berust. Hij noteert met nauwelijks verholen teleurstelling dat de koets niet stilhoudt en zelfs geen vaart mindert, zodat de tsaar de complimenten van de bestuurders niet kan ontvangen, ‘niettegenstaande daartoe alle pogingen zijn aangewend’.