Poëziealbum van Marie van Velzen, ca. 1930 (Archief 598, inv.nr 912)
‘Tip tap top …
… de datum heeft een hoedje op.’ Of: ‘de datum staat er bovenop’, zoals Jo van den Berg op 10 juni 1931 schrijft in het poëziealbum van klasgenootje Marie van Velzen. Er staan meer standaardingrediënten op deze pagina, zoals het ver-geet-mij-niet in vier hoeken van de bladzijde en de bontgekleurde poëzieplaatjes. Het versje is vermoedelijk ook overgenomen uit een ander album, maar dat doet niets af aan de betekenis. Alles bij elkaar maakt Jo een persoonlijke pagina voor Maria, voortbordurend op een lange traditie.
In de zestiende eeuw al dragen rondreizende studenten een album amicorum met zich mee, waarin medestudenten en hoogleraren hun handtekening zetten. Wie dat wil, voegt er een Bijbelse spreuk aan toe of een kleine tekening. De gewoonte wordt overgenomen door meer reizigers die op deze manier aan thuisblijvers kunnen laten zien welke interessante kennissen zij in den vreemde hebben opgedaan. Lange tijd zijn het vooral jongemannen die een album hebben, in de loop van de negentiende eeuw wordt het meer iets voor rijke jongedames. Zij laten het boekje niet alleen tijdens hun reizen signeren, maar laten het ook thuis in hun vriendinnenkring circuleren.
Het poëziealbum van Betsie Eterman stamt uit het eind van de negentiende eeuw, maar lijkt qua opzet al op dat van Marie van Velzen. Afwijkend is de wat hoogdravender wens en het nettere handschrift, vermoedelijk omdat de schrijfster een jongedame en geen schoolmeisje is. Het Stadsarchief bezit een aantal van dit soort poëziealbums. Niet allemaal gevuld met unieke dichtwerken, maar door de hoogstpersoonlijke samenstelling van groot belang voor onderzoek naar sociale relaties van de bezitster. Wie mag wel of niet in het album schrijven? Hoewel vriendenboekjes het poëziealbum alweer verdrongen hebben, nog steeds een relevante vraag op menig schoolplein.