Betalingsbewijs voor lotnummer 26826 van de Weeshuisloterij van 1695. (Archief 201, inv.nr 373)
Niet raak is mis
Liefst 67.000 loten verkopen de regenten van het Weeshuis in 1695. Ze worden aan de man gebracht van Alkmaar tot Gorinchem, en van Middelburg tot Leeuwarden. Een lot kost 30 stuivers, dus de totale inkomsten bedragen 100.500 gulden. Daarvan wordt 70.000 gulden aan prijzengeld uitgekeerd en zo blijft er 30.500 gulden over. Daar moeten de kosten nog van af, en die zijn niet gering. Het archief van het Weeshuis, dat berust bij het Stadsarchief, bevat meer dan een halve meter papier dat op de organisatie van de loterij betrekking heeft.
Het begint met een verzoek aan de Staten van Holland om een loterij te mogen houden. Als vervolgens ook het stadsbestuur instemt, worden de collecteurs of lotenverkopers benaderd. Daarna drukt Joannes Speyers in de Beslagen Bijbel op de Markt de aanplakbiljetten en de loten. Zodra die zijn verspreid, kan de verkoop beginnen. De collecteurs noteren de namen van de kopers op lijsten en sturen die met het geld naar Delft. De trekking is aangekondigd voor 1 september, maar wordt uitgesteld tot 25 oktober, vermoedelijk wegens de wat stroeve verkoop. De laatste loten worden in grote partijen opgekocht door Delftse notabelen, die kennelijk bereid zijn om het dreigende gat te dichten. De erfgenamen van Catharina van Ruiven kopen er zelfs 1.000 tegelijk. Met hun inleg van 1.500 gulden winnen zij in totaal 772 gulden aan prijzen én ze hebben een goed doel gesteund.
De trekking vindt plaats in de Doelen aan de Verwersdijk, in het bijzijn van regenten en andere notabelen. Een weesjongen trekt tegelijkertijd twee briefjes: één uit een vat met alle genummerde lootjes en één uit een ander vat met evenveel briefjes, waarop ‘niet’ staat of het nummer van een prijs. Beide worden hardop voorgelezen en daarna verwerkt in een trekkingsregister. Dat duurt eindeloos en pas op 6 januari 1696 wordt het laatste lot getrokken. Gelukkig is er af en toe wat te lachen. Sommige kopers schrijven op het briefje hun bijnaam, zoals de Amsterdammers ‘Popeloentje aen de Voolwijk’, ‘de Snoek uit de Eenhoorn’ en ‘de Kinderen van Israel’. Ook aardig is ‘de ongeluckige Piero uit Leiden’. Een enkeling schrijft op zijn lot een spreuk, die vaak te maken heeft met de wens een prijs te winnen. ‘Claes laet vragen, wat hij uit de loterij sal dragen’ of ‘Wij Beeren en Beerinnen, comen om de hoogste prijs te winnen’. Een zekere J.V.V. uit Amsterdam noteert: ‘Ist niet raeck, soo ist mis.’ Het is raak: hij wint 12 gulden.