Klikbrieven – Stadsarchief Delft
Zwartdruk van een ‘stempas’ voor een burger van Delft, ontworpen door Johannes Jelgerhuis, 1796. (TMS 83572)

Zwartdruk van een ‘stempas’ voor een burger van Delft, ontworpen door Johannes Jelgerhuis, 1796. (TMS 83572)

Blanco ‘stempas’ voor een burger van Hof van Delft, ontworpen door Johannes Jelgerhuis, 1796. (TMS 70962)

Blanco ‘stempas’ voor een burger van Hof van Delft, ontworpen door Johannes Jelgerhuis, 1796. (TMS 70962)

10 mei 2024:

Klikbrieven

De Bataafse Revolutie van 1795 belooft vrijheid, gelijkheid en broederschap. Maar als een jaar later voorbereidingen worden getroffen voor verkiezingen van een landelijk parlement, blijkt dat toch niet iedereen dezelfde rechten heeft. Alleen ‘onafhankelijke’ burgers mogen stemmen. Dat geldt dus niet voor vrouwen, want die staan onder gezag van hun man. Mannen jonger dan twintig vallen nog onder het ouderlijk gezag en oudere mannen die afhankelijk zijn van de armenzorg, krijgen ook geen stemrecht. Dan nog is de vooruitgang aanzienlijk: tot 1795 maakt de veertigraad de dienst uit, nu mag 40% van de bevolking stemmen, zelfs eeuwenlang buitengesloten katholieken.

Er zit nog wel een addertje onder het gras: een potentiële kiezer moet van onbesproken gedrag zijn. Dat een tuchthuisboef geen stemrecht krijgt, is objectief vast te stellen. Maar ook mensen die ervan worden verdacht dat zij het nieuwe bewind vijandig gezind zijn, worden uitgesloten. En dat is een stuk lastiger te bepalen. Om Oranje-aanhangers in beeld te krijgen, bedient het voorbereidend comité zich van informatie van burgers. In het archief van het Delftse stadsbestuur zit een heel stapeltje nogal onsympathieke ‘klikbrieven’.

Joh. Beck verklaart bijvoorbeeld dat schipper Willem van den Ende hem in 1788 of 1789 heeft uitgemaakt voor ‘Kees’ en ‘weegluis’ (wandluis), scheldnamen voor patriotten. Nog na de omwenteling van 1795 heeft hij hem op de schuit naar Rotterdam ‘op eene traiteragtige wijze behandeld’ door hem een snuifdoos te tonen met afbeeldingen van de Prins, met de woorden: ‘Mogten wij hem al eens weerzien.’ F. Ruijsch, die al jong patriottische sympathieën had, lucht zijn hart over Jan van der Mandele. Die heeft zich indertijd bij zijn vader beklaagd met de opmerking: ‘Zij moesten de schelm gegeesselt hebben.’ Hij kan er met zijn verstand niet bij: ‘En zodanig een voorwerp is stemgerechtigd burger!!’

In het archief zit ook een brief van C. van der Mandele, procureur voor de vierschaar, het stedelijk gerecht. Die schrijft dat hij op 16 november 1795 zijn akte van aanstelling moest inleveren, naar later bleek omdat hij zich in 1787 als Oranjegezinde had gedragen. Maar, zo schrijft hij, hij werd in dat jaar 12, waaruit wel blijkt dat hij ‘in de onmogelijkheid is geweest van te kunnen pleeghen eenige daden waar op zijne remotie overeenkomstig de gemanifesteerde intentie kan worden gefundeert’. Is hij het slachtoffer van een persoonsverwisseling met Jan van der Mandele?

Inloggen