
Kaart van land voor de bouw van een zaagmolen; Johan van Beest, 1632 (TMS 65716)
De Gouden Eeuw komt niet vanzelf. Het Delftse stadsbestuur moet heel wat moeite doen om de plaatselijke economie te stimuleren. Omstreeks 1600 wordt de lakennijverheid in de benen geholpen en niet lang daarna de bouwsector. Een stad in de groei heeft tenslotte huizen nodig en om die te kunnen bouwen moeten aannemers en timmerlui beschikken over bouwmaterialen. In 1615 kopen de burgemeesters grond nabij de Coenderstraat voor de aanleg van houttuinen. De tien tot twaalf ‘erven’ worden verhuurd aan houthandelaren die daar hun voorraad kunnen opslaan. Het hout wordt gezaagd aangevoerd, of ter plaatse handmatig gezaagd.
In diezelfde tijd ontwikkelt de Zaanstreek, onder de rook van het snel groeiende Amsterdam, zich tot het eerste industriegebied van Nederland. Dat is in belangrijke mate te danken aan de uitvinding van de houtzaagmolen door Cornelis Corneliszoon van Uitgeest. Zaanse ondernemers waaieren uit over het land en bouwen zaagmolens waar er maar vraag is. In 1632 happen de Delftse burgemeesters toe. Op verzoek van de plaatselijke houthandelaren kopen zij enkele percelen aan de Buitenwatersloot, juist ten westen van de Kartuizerwetering, in het ambacht Vrijenban. Hier kan Jacob Corneliszoon van Zaandam een zaagmolen gaan bouwen.
Maar met alleen een stuk grond ben je er niet: je hebt ook wind nodig om je molen te laten draaien. En die wind is niet gratis, je moet een vergunning aanvragen om hem te mogen gebruiken. De wind behoort in de Middeleeuwen tot de zogenaamde regalia, de rechten van de vorst – in Holland de graaf. Als onderdanen een molen willen bouwen of een stukje wildernis ontginnen, hebben zij daar toestemming voor nodig. Die wordt grif verleend, maar uiteraard alleen tegen betaling. Tijdens de Opstand worden de grafelijke rechten overgenomen door de Staten van Holland. De financiën laten zij over aan de Rekenkamer. Het is daar dat Jacob Cornelisz van Zaandam in 1632 aanklopt om een windbrief. Die krijgt hij, voor zes gulden en tien stuivers. Wie zegt daar dat je van de wind niet kunt leven?