Brandspuiten op de brandkeur van Delft van 2 augustus 1764; prent van Noach van der Meer II. (TMS 83097)
Duizend emmertjes water halen
Ooit gehoord van de ‘geaffecteerden tot de brandspuit’? Nee, dat zijn geen brandweerlieden die overdreven deftig praten. Het gaat om mensen die zijn aangewezen om in geval van brand een spuit te halen en te bedienen. Dat vergt een strakke organisatie en er zijn dus heel wat archiefstukken aan gewijd.
Water is er genoeg in een grachtenstad als Delft. Het probleem is alleen: hoe krijg je het zo snel mogelijk bij de brand. Eeuwenlang lukt dat alleen door een menselijke ketting te vormen en emmers aan elkaar door te geven. Maar dan nog: waar haal je zoveel emmers vandaan? Nou, daar zijn regels voor: iedereen moet een leren brandemmer kunnen tonen tijdens de jaarlijkse schouw, brouwers zelfs twee. Even de emmer van je achterbuurman lenen om de schouwers om de tuin te leiden is er niet bij, want alle emmers zijn gemerkt.
De aanschaf van een brandspuit in 1665 is een grote verbetering, want hij spuit tientallen meters hoog en ver. Je hoeft niet meer met gevaar voor eigen leven met een emmer op een ladder te klimmen om het water op het vuur te gooien. Maar het gezeul met emmers blijft nodig, want de spuit moet nog wel worden gevuld. Een echte revolutie is de uitvinding van de slangbrandspuit door Jan van der Heyden. Die kan water rechtstreeks uit de gracht oppompen en op de brand spuiten. In 1677 gaat Dirck van Bleyswijck in Amsterdam kijken hoe dit wonder van de nieuwe tijd werkt. Dertien jaar later schaft het Delftse stadsbestuur er vier aan: een bij de Oude Kerk, een bij de Nieuwe Kerk, een bij het Weeshuis en een bij het Sint-Jorisgasthuis aan het Noordeinde. Er is nog steeds mankracht bij nodig, maar veel minder dan voorheen. Per spuit worden 28 tot 30 personen ‘geaffecteerd’ om hem naar de brand te slepen en te bedienen.
De brandemmer is daarmee geen verleden tijd. Het kan namelijk even duren voor de spuiten ter plekke zijn en water geven, dus tot die tijd moet er ouderwets gewerkt worden met emmers. In 1691 zijn het er volgens de schouw nog altijd duizend, verspreid over de stad.