De visbanken in 1983 (TMS 37265)
De mythe van de visbanken
Bij de visbanken op de hoek van de Camaretten en de Hippolytusbuurt staat een bord met ‘Sinds 1342’. Waar zou die claim op zijn gebaseerd? En wat is er van waar?
Delft ontstaat als nederzetting binnen een grafelijke hof. Dat betekent dat de graaf het hier in alle opzichten voor het zeggen heeft. Hij benoemt bestuurders en ambtenaren, hij is eigenaar van de grond die hij in erfpacht uitgeeft en hij heft belasting op zowat alle activiteiten die er worden ontplooid. Te beginnen met het stadsrecht van 1246 staat hij geleidelijk stukjes van zijn gezag af aan de Delftse burgerij. Dat doet hij niet voor niets: meestal gebeurt dat in ruil voor een flinke som geld, want net als nu kampen regeringen dan vrijwel altijd met financiële problemen.
Het heeft er alle schijn van dat Delft in 1342 flink in de beurs tast om graaf Willem IV te bewegen om in één keer een hele reeks rechten aan de stad af te staan. Zo mag het stadsbestuur voortaan een bode en een schoolmeester benoemen, rechten die tot dan altijd door de graaf worden uitgeoefend. Ook krijgt de stad het recht zelf leges te heffen op onder meer de controle van hier geproduceerd laken, het vervoer van vaten bier en wijn, het wegen van goederen in de waag en de verkoop van vis.
Het jaartal 1342 bij de visbanken betekent dus zeker niet dat die in dat jaar zijn gesticht. Vis is al voor de eerste bewoners van Delft en omgeving een substantieel deel van het menu en wordt dus al eeuwenlang verhandeld. Sinds wanneer dat op de hoek van de Camaretten en de Hippolytusbuurt gebeurt, kunnen we niet meer nagaan. Het enige dat in 1342 met zekerheid verandert, is dat de accijns op de in Delft verhandelde vis voortaan in de stadskas vloeit.