Prent ‘Den klagenden huysman’ over de veepest, 1745 (Archief 598, inv.nr 678)
Boerenverdriet
Wie denkt dat een vervoersverbod voor vee een recente uitvinding is, vergist zich. Al in de achttiende eeuw worden er beperkingen aan de handel opgelegd, als Holland wordt geteisterd door uitbraken van veepest. De eerste is in 1714 en slaat meteen hard toe. Sommige boeren verliezen zelfs al hun koeien. Dat heeft ook gevolgen voor landeigenaren die weidegrond verhuren: hun pachters komen in financiële problemen en vaak is er geen nieuwe pachter te vinden als de huurperiode afliep. Instellingen als het Weeshuis, het Oude Gasthuis en het Oude Mannen- en Vrouwenhuis zien hun inkomsten daardoor fors teruglopen.
Dertig jaar later slaat de veepest opnieuw toe en nu duurt de uitbraak zelfs meerdere jaren. Hoe dat door een boer wordt ervaren, weten we dankzij een uniek geschrift: het ‘boek der geschiedenisse’ van veehouder Paulus van der Spek uit Delfgauw. Het is niet bekend of het origineel nog bestaat, maar het Stadsarchief beschikt wel over een afschrift. Daarin lezen we onder meer: ‘Waar men quam, men sag dode lighame van runderen. In den tijd van agt of veertien dage stierf doorgaans een gehele stalling leeg en daar bleven, de ene stal door den andere gerekent, van tien besse omtrent één over. Men begon alle middelen in het werk te stellen, maar het behaagde de heere godt niet.’ In prenten, preken en pamfletten wordt de veepest uitgelegd als een goddelijke plaag, een vermaning aan de mensheid om een vroom leven te leiden. Heel wat boeren zullen zo’n prent aan de muur hebben hangen.
Geleidelijk neemt de sterfte af, maar de vrees voor nieuwe uitbraken zit er diep in. Wie een koe van de ene naar de andere plaats wil brengen, moet een door getuigen bekrachtigde verklaring overleggen dat zijn bedrijf ziektevrij is. In het archief van het ambacht Ackersdijk en Vrouwenregt is een heel stapeltje van zulke documenten te vinden. Zo schrijven Maarten van Reeuwick en Cornelis van Veen in oktober 1759 dat er bij hun weten in het ambacht geen sprake is van ‘beswetsycte’ (pest werd ook wel zweetziekte genoemd). Het aardige is dat er ook enkele eigenhandige briefjes van Paulus van der Spek tussen zitten. Op 1 november 1759 brengt hij een beige koe naar Delft en een dag later een rode en een zwartbonte naar Kethel. Het landleven begint weer op gang te komen.