Stadsverfraaiing – Stadsarchief Delft

Stadsverfraaiing

16 maart 1946

Het voorjaar lonkt en Delft snakt naar de komst van toeristen, die in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog graag in de stad neerstreken. De Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV) vraagt op 15 maart een vergunning aan om een reclamebord op het Stationsplein te mogen plaatsen. Dat sluit perfect aan bij het werk dat juist deze week van start gaat om de stad weer een wat aantrekkelijker aanblik te geven.

Massale houtkap
De Oude en Nieuwe Kerk zijn gewoon te bezichtigen en ook het stadhuis staat er keurig bij, maar het aanzien van de binnenstad laat verder nog veel te wensen over. De stenen in de straten liggen soms nog in puin en langs de grachten valt er weinig te flaneren. Dat komt door de karig ingerichte etalages, maar ook doordat de grachten er ‘akelig kaal en doodsch’ bijliggen. Door massale houtkap lijkt de Vlamingstraat ingekrompen en oogt het Oosteinde ‘als een kale worm’. In de Hongerwinter trokken veel Delftenaren erop uit om hout bij elkaar te sprokkelen. Zo konden ze hun noodkacheltjes nog een beetje aan de gang houden. Geen boom bleef gespaard. Toen het stadsgroen op was, gingen de houten schuttingen eraan.
Herstel van het groen staat hoog op de agenda van de VVV. In juni 1945 roept de vereniging al op hier werk van te maken. De gemeente staat volledig achter dat streven. Burgemeester G. van Baren benadrukt meteen in de eerste vergadering van de tijdelijke gemeenteraad dat – na de verwoesting van Middelburg – Delft de ‘eenige typisch oud-Hollandsche stad’ van het land is. Dat vraagt goede zorgen voor het onderhoud, maar biedt ook kansen voor toerisme.

De laatste stompjes van boomstronken worden verwijderd aan het Oosteinde, tegenover De Wolf Tweewielers. (foto Filmdienst der Binnenlandse Strijdkrachten Delft, NIOD)

Dagjesmensen
Toerisme is voor Delft al decennialang een belangrijke inkomstenbron. Het belang daarvan werd vroeg ingezien door middenstanders, die in 1897 Verfraaiingsvereeniging Delfia oprichtten. Zij pleitten voor behoud van stadsschoon en drongen bij de politiek aan op goede infrastructuur voor toeristen. Na de oorlog is Delfia veranderd in de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV) en hoopt daarmee een groeiende groep dagjesmensen te mogen begroeten.
In de nazomer van 1945 is het praalgraf van Willem van Oranje weer tevoorschijn gekomen; het was tijdens de oorlogsjaren door een gemetselde muur en stalen platen afgeschermd. Een andere belangrijke publiekstrekker is het Prinsenhof, maar daar vindt sinds 1940 een grootschalige restauratie plaats. Pas in 1948 zal het de deuren weer openen voor publiek. In het straatbeeld vinden soms al kleine verbeteringen plaats, zoals bij het pand op de hoek van de Beestenmarkt en de Burgwal. Waar nu café Belvédère zit, is de eigenaar in maart 1946 druk met een restauratie om het pand in oude staat terug te brengen en er een ‘lunchroom’ van te maken. Veritas juicht dit particuliere initiatief toe vanwege het stadsschoon, maar zeker ook omdat bezoekers van de Veemarkt hierdoor misschien wel wat langer in Delft blijven hangen.

Bomen planten
De plantsoenendienst krijgt ruim baan om het stadsgroen op te kalefateren; de gemeente trekt er een kwart miljoen gulden voor uit. Begin maart is er even een tegenslag doordat de levering van een lading boompalen vertraagd is. Dergelijk hout is ook in de mijnen nodig en dat gaat nog altijd voor. In de tweede helft van maart kan de plantsoenendienst toch van start met het aanplanten van bomen in de Voordijkhoornse Polder, waar de hoveniers onder meer linden in de Hof van Delftlaan en meidoorns in de Van der Heimstraat plaatsen.
Bij het herinrichten van het Wilhelminapark (sinds 1945 de nieuwe naam van het Westplantsoen) doet Oranjevereniging Prins Willem I ook een duit in het zakje. De vereniging haalt geld op voor zes linden, die genoemd worden naar zes leden van het koninklijk huis. Deze bomen hadden eigenlijk al op 31 januari geplant moeten worden, op de dag dat prinses Beatrix 8 jaar oud werd. Door vorst ging de boomplanting toen niet door, maar op 31 maart is er een herkansing met scholieren uit de wijk die samen met de burgemeester de zes ‘koninklijke’ bomen een plekje geven.
De gemeente meldt trots dat Delft een van de eerste steden is die werk maakt van herbeplanting. Er zijn ook al plannen om de Hertenkamp verder in te richten. De loopgraven bij de Nootdorpse Plassen zijn over het algemeen weer dichtgegooid, het is alleen nog wachten op het graszaad dat uit Engeland en de Verenigde Staten moet komen.

Over dit onderwerp is de lokale politiek vrijwel eensgezind. Minder consensus bestaat er over gevaarlijk geachte politieke groeperingen, zoals de communisten. Daarover meer in het Bevrijdingsbulletin van 23 maart 1946: Communistisch gevaar.

Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit:

  • Verslag van de handelingen van de tijdelijke gemeenteraad, 9-11-1945
  • Veritas, mededelingenblad voor Delft en omstreken, 11-6-1945, 15-11-1945, 25-1-1946, 4-3-1946, 15-3-1946 en 20-4-1946
  • Archief 575. Gemeentepolitie
    o 375. Correspondentie, ‘prec’, 1946, nr 3248
  • Archief 598. Losse aanwinsten
    o 864 De Toekomst, 18-7-1945

Burgemeester G. van Baren plant een ‘Wilhelminaboom’ in het Wilhelminapark, 30 maart 1946. (foto Van der Reijken, SAD 71077)

Ga hier naar alle Bevrijdingsbulletins.

Zelf onderzoek doen naar de Tweede Wereldoorlog in Stadsarchief Delft?

Inloggen