Fragment van een charter, opgegraven bij voormalig kasteel Altena, 1440-1445 (Archief 598, inv.nr 285)
Een opgegraven archiefstuk
Archivarissen beheren documenten en archeologen doen bodemonderzoek. Soms raken hun werkvelden elkaar op een onverwachte manier, bijvoorbeeld als een archeoloog een middeleeuws charter opgraaft.
Van 1969 tot 1978 en in 1991 worden opgravingen verricht op het terrein van het voormalige kasteel Altena, ten noorden van de ingang van DSM aan de Prinses Beatrixlaan. In een beerput vinden de archeologen een stukje perkament van ongeveer 15 x 10 centimeter. Nadat het is schoongemaakt, zijn vaag lettertekens zichtbaar. Het gaat kennelijk om een deel van een charter, een officieel document, geschreven op perkament en ter bekrachtiging bezegeld. Zegels zijn er niet meer en het zwaar gehavende velletje bevat slechts een fragment van de oorspronkelijke tekst. Met behulp van een UV-lamp en een microscoop kan een aantal woorden worden ontcijferd. Een datering ontbreekt, maar wel zijn enkele namen leesbaar: Bourgondië, Lalaing en Egmond. Dit wijst erop dat het stuk stamt uit de periode dat de hertogen van Bourgondië landsheren van Holland zijn en het dagelijks bestuur hebben toevertrouwd aan iemand uit de familie Van Lalaing. De oorkonde zal bestemd zijn voor een Van Egmond die op Altena woont. Deze combinatie van factoren doet zich alleen voor in de periode 1440-1445, wat goed overeenstemt met het gebruikte schrifttype.
De bedoelde Van Egmond is Gerrit, geboren omstreeks 1390. Tussen 1428 en 1435 verwerft hij Altena, dan vermoedelijk niet meer dan een voorname boerderij. Hij bouwt het uit tot een heus kasteel, dat past bij zijn hoge staat. Van 1423 tot 1437 is hij namelijk baljuw van Delfland en in 1436 wordt hij ambachtsheer van Kethel.
Behalve Altena bezit Gerrit een huis aan het begin van de Oude Delft. Hij sponsort de bouw van de Heilig-Kruiskapel bij de Kethelpoort, waaraan de naam Kapelbrug nog herinnert. Bovendien sticht hij een apart fonds om de hier dienstdoende priester te betalen. Terdoodveroordeelden die door de poort naar het galgenveld aan de Schie worden gebracht, kunnen hier voor de laatste keer biechten. In de daaropvolgende mis moet de priester bidden voor hun zielenheil en natuurlijk voor dat van de vrome stichter. Ook de documenten over deze stichting zijn in het archief terechtgekomen, maar dan ‘gewoon’ omdat ze indertijd zijn opgeborgen door de secretaris van de stad.