Vrouwengevangenis – Stadsarchief Delft

Vrouwengevangenis

9 maart 1946

‘Dag- en nachtwakers gezocht’, zo valt op 6 maart in een personeelsadvertentie in Veritas te lezen. Overal in het land sluiten interneringskampen de deuren, maar in Delft neemt het aantal gevangenen juist weer toe. Vrouwen uit opgeheven kampen in Rotterdam en Dordrecht verhuizen naar het Armamentarium. De gevangenis aan de Geer staat in het land goed bekend, en dat terwijl er in de stad toch de nodige geruchten over wantoestanden rondzingen.

Gevangenen vergeten
De Prinsestad publiceert op 9 maart een lang artikel over Delftse gevangenen die bij wasserij De Zwitsersche werken, aan de Geestbrugkade in Rijswijk. Een werknemer van de wasserij heeft de redactie getipt. Hij stelt voorop dat bijna al het personeel van de wasserij geprotesteerd heeft tegen de aanwezigheid van deze NSB-vrouwen. Dat neemt niet weg dat ze inmiddels een vast onderdeel van het personeelsbestand uitmaken.
Veertig vrouwen worden dagelijks met de auto van en naar het Armamentarium vervoerd. Er is steeds maar plek voor twintig passagiers, dus de tweede groep moet altijd even wachten. De klokkenluider laat weten dat er regelmatig vrouwen in Rijswijk achterblijven omdat de tweede auto al vertrokken is. De eerste keer namen de vrouwen zelf maar de tram om weer naar de Geer te komen, een andere keer kneep een gevangene ertussenuit. De druppel die de emmer deed overlopen voor deze tipgever was het feit dat vrouwen uit het Armamentarium opeens op nieuwe schoenen naar hun werk kwamen – een luxe die voor de eigen werknemers nog lang niet is weggelegd.

Het smeedijzeren inrijhek naar het Armamentarium aan de Korte Geer, in 1932 vastgelegd door Johannes Verheul. (SAD 55827)

Geen verbroedering
De redacteur van De Prinsestad beëindigt het artikel met een oproep om vooral niet te verbroederen met de gevangenen. Het is een onverzettelijke toon, iets waar de achterban van dit periodiek ook op rekent. In andere kranten, zoals Veritas, worden de vrouwen steeds vaker als ‘gewone’ gevangenen opgevoerd. Een werkelijk milde toon slaat A. de Voogd aan, de geestelijk verzorger van het interneringskamp. Hij is op zoek naar boeken voor de vrouwelijke gedetineerden, liefst Nederlandstalige ontspanningslectuur. De Voogd rekent voor dat hij 1700 boeken nodig heeft, hij ontvangt er 100. Waarschijnlijk tegen beter weten in stuurt hij nog een bericht naar de krant: ‘Wie nog iets heeft liggen en het vergeten is, ze mogen nog ingeleverd worden.’ Het helpt niet. De meeste lezers zijn niet bereid om diep in de buidel te tasten voor vrouwen die een jaar geleden nog aan de kant van de bezetter stonden.

Winstgevend bedrijf
Het kamp zelf staat in Delft nooit ter discussie. Per 1 januari 1946 zijn alle interneringskampen door het Militaire Gezag overgedragen aan het Ministerie van Justitie. Het aantal gevangenen in het hele land is dan al tot onder de 100.000 gedaald en neemt nog steeds af. In oktober is het merendeel van de mannelijke gevangenen uit Delft vertrokken en in december krijgt een groep vrouwen gratie. Een bericht hierover in Veritas levert commentaar op, dus de krant haast zich te melden dat het echt maar om een handjevol gevangenen gaat die lichte vergrijpen hebben gepleegd. Zo worden de kampen ontlast en kunnen de bewakers zich richten op de serieuze gevallen.
Het Delftse kamp krijgt een nieuwe taak als vrouwengevangenis, maar ook hier daalt het aantal gedetineerden gestaag. De gemeente reageert onaangenaam verrast als er in juni 1946 geruchten gaan dat ook dit kamp opgeheven zal worden. Van de ca. 1700 gevangenen zijn er dan nog ongeveer 1200 over. Er lijken plannen te zijn om het Armamentarium als opslagruimte in te zetten, maar er wordt ook gefluisterd dat het een museum zou kunnen worden. Beide opties vallen vooralsnog af, want de leidinggevenden hebben de wind er – nu – goed onder en het bewaringskamp functioneert als een winstgevend bedrijf. Dat komt grotendeels door het werk van de vrouwelijke gedetineerden. Een klein deel van hun loon ontvangen zij als spaargeld of gaat naar eventuele kinderen, maar het merendeel is bestemd voor het kamp. Veritas schrijft vol lof over hoe goed het hier allemaal geregeld is. Die inspanning wordt ook van hogerhand opgemerkt. In november 1946 bezoekt Tweede kamerlid en voormalig verzetsstrijder Johan Scheps het kamp en adviseert het voorlopig nog niet te sluiten. Pas in juni 1948 zal deze herinnering aan de Tweede Wereldoorlog uit de binnenstad verdwijnen.

Delft weet dit winstgevende bedrijf voorlopig te behouden. Een andere belangrijke inkomstenbron is het toerisme, wil dat alweer aantrekken na vijf jaar ontbering en verwoesting? Daarover meer in het Bevrijdingsbulletin van 16 maart 1946: Stadsverfraaiing.

Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit:

  • De Prinsestad, voor orde, recht en opbouw. Orgaan van de Vereeniging van oud-politieke gevangenen te Delft, 9-3-1946
  • Veritas, mededelingenblad voor Delft en omstreken, 15-11-1945, 10-12-1945, 20-12-1945, 21-12-1945, 6-3-1946, 14-3-1946, 24-6-1946, 28-6-1948, 25-8-1946 en 25-11-1946
  • Archief 29. Openbare Werken
    o 2617. Stukken betreffende aanvragen door particulieren en bedrijven om goedkeuring voor herstel van door oorlogshandelingen toegebrachte schade aan panden en bouwwerken en verstrekken van voorschotten voor oorlogsschade, 7-1-1946

Gevelwand van het Armamentarium, waar tot 1948 het interneringskamp gevestigd was, 1960-1962. (foto W.L. van der Poel, SAD 66762)

Ga hier naar alle Bevrijdingsbulletins.

Zelf onderzoek doen naar de Tweede Wereldoorlog in Stadsarchief Delft?

Inloggen