Van Duitse afkomst - Stadsarchief Delft

Van Duitse afkomst

19 januari 1946

Als je in Duitsland geboren bent, maar je woont in Nederland – waar ligt dan je loyaliteit? Het is in januari 1946 een belangrijke vraag voor in Duitsland geboren Delftenaren die een verzoekschrift moeten indienen voor een verblijfsvergunning. Wie niet als vreemdeling uitgezet wil worden, moet voldoende bewijzen van goed gedrag meesturen.

Goede hulp
Mejuffrouw B. Ziegler woont al 25 jaar in Nederland en werkt daarvan 15 jaar als huishoudster bij de heer F.J.A. van Dijk op de Markt, hoek Oude Langendijk. Hij schrijft een vurig betoog voor haar: een ‘voorbeeldige vrouw’ en een ‘goede hulp en steun’ voor de kinderen. Van Dijk geeft aan dat er geregeld verzetsbijeenkomsten bij hem thuis werden gehouden. Dat was voor niemand een probleem. Mevrouw Ziegler was aan de Nederlandse zaak gehecht en haatte het naziregime ‘tot in den grond’. ‘Hoewel Duitsch zijnde’, werd zij door iedereen vertrouwd. Het pleidooi helpt; de verblijfsvergunning wordt toegekend en mevrouw Ziegler mag blijven.
Ook Gertrud Rincke heeft goede papieren. Zij kwam in 1920 bij pleegouders in Delft terecht, en nu werkt zij al jaren als verpleegster. Diverse artsen getuigen van haar oprechtheid. Zij heeft zich altijd onttrokken aan Duitse maatregelen, zat af en toe ondergedoken en was behulpzaam bij illegaal werk. De dienstdoende agent concludeert: ‘haar gedrag gedurende de oorlogsjaren kon vele Nederlanders voor voorbeeld strekken’.

Hedendaagse Nederlandse en Duitse vlag. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten de nationaalsocialisten een vlag met een hakenkruis.

Duitse dienstplicht
De behandeling van de verzoekschriften van in Duitsland geboren mannen heeft meer voeten in de aarde. Johann Jurczik bijvoorbeeld wordt in 1910 geboren in Ludgerovice in Tsjechoslowakije, vlakbij de grens met Polen. Als hij 7 jaar oud is, komt hij in een katholiek pleeggezin in Delft. Hij gaat hier naar school, hij speelt hier buiten en hij gaat hier aan het werk. Wanneer Adolf Hitler in 1938 naar de grens met Tsjechoslowakije opstoomt, schrijft Jurczik aan de koningin dat hij ‘als Nederlander wenscht ingeschreven’ te worden. Dat verzoek wordt afgewezen. Nederland houdt in de crisisjaren de grenzen dicht voor ‘vreemdelingen’, zelfs als ze hier zijn opgegroeid en al jaren wonen en werken. De afwijzing heeft voor Jurczik grote consequenties.
Hij meldt zich in 1939 aan als vrijwilliger bij de Delftse luchtbeschermingsdienst, maar staat in 1942 aan de andere kant in de strijd. Als onderdaan van het nieuwe Duitse Rijk moet hij in militaire dienst. Hij overleeft de oorlog en kan in 1945 weer aan het werk in Delft. Pastoor C.P. van der Salm doet een goed woordje voor hem: ‘Hoewel hij Duitscher van afkomst was, was hij toch in het Hollandsche geheel ingeleefd.’ De autoriteiten raken daar ook van overtuigd; Jurczik krijgt zijn verblijfsvergunning. Als hij in 1952 op nog maar 41-jarige leeftijd overlijdt, plaatsen niet alleen familie en werkgever een rouwadvertentie. Ook leden van Oranjevereniging Ons Doel eren hun overleden voorzitter; veel Hollandser kun je het niet hebben.

Klem
Met name mannen zitten klem tussen hun Nederlandse loyaliteit en hun Duitse paspoort. Na 1945 zijn ze bij voorbaat verdacht, maar ook tijdens de oorlog liggen ze al onder een vergrootglas. Dat ondervindt het gezin van Emil Kaiser, een man die tijdens de Eerste Wereldoorlog de Duitse militaire dienst verlaat en met een Delftse vrouw trouwt. In 1925 komt hij bij machinefabriek Reineveld terecht, later werkt hij bij Wilton Feijenoord in Schiedam.
Het in de Trompetstraat wonende gezin voelt zich door en door Nederlands, wat ook blijkt als Kaiser met ‘Nederlandse vrienden en bekenden’ de illegaliteit steunt. In 1943 krijgt hij ontslag bij Wilton Feijenoord, voor de Duitse bezetter is hij te onbetrouwbaar vanwege zijn Nederlandse gezindheid. Zelf weet Kaiser uit dienst te blijven, maar zijn in Delft geboren en getogen zoons moeten wél komen opdraven. Een van hen deserteert, waardoor de rest van het gezin onder strikt toezicht komt te staan. Dat levert censuur van de post op en een nachtelijke inval in hun huis. Na ‘met den kogel bedreigd’ te zijn geworden, duikt het hele gezin in 1944 onder.
Aan de Nederlandse loyaliteit hoeft niet getwijfeld te worden. Toch is dit gezin in januari 1946 nog niet klaar voor een verblijfsvergunning. Ze zijn nog niet compleet. De andere zoon zit nog als krijgsgevangene in Engeland. Hij had zich in 1944 al aan de Amerikanen overgegeven, maar wacht nog op toestemming om terug naar Delft te mogen keren.

In deze zelfde maand komen in Amsterdam juist 500 ‘Amerikanen’ aan: gloednieuwe personenauto’s. Daarover meer in het Bevrijdingsbulletin van 26 januari 1946: Verkeersdrukte.

Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit:

  • Centraal Bureau voor Familiegeschiedenis, familieadvertenties Johann Jurczik
  • Nieuwe Schiedamsche Courant, 17-8-1966
  • Archief 575. Gemeentepolitie
    o 406. Correspondentie, nrs 77-78, nr 161 en nr 210
    o 648. Register met chronologische aantekeningen, 4-1-1946

Nederland was in de jaren ’20 en ’30 in trek bij Duitse arbeidsmigranten, vooral dienstbodes vonden hier werk. (Delftsche Courant, 11 januari 1930)

Ga hier naar alle Bevrijdingsbulletins.

Zelf onderzoek doen naar de Tweede Wereldoorlog in Stadsarchief Delft?

Inloggen